Richt je op wat je wil in plaats van wat je niet wil
Dit principe bespreek ik regelmatig met patiënten, als het gaat om de balans tussen bijvoorbeeld inspanning en ontspanning. We tekenen een lemniscaat: de ene bol staat voor inspanning (in deze context stress, dus niet een rondje hardlopen) en de andere voor ontspanning.
Welke kant van de lemniscaat is groter bij jou?
Hoe zou je hem meer in balans willen brengen?
De meeste mensen tekenen een groter inspanningsdeel van de lemniscaat dan het ontspanningsdeel. En dat zou voor ons metabolisme, onze gezondheid, ons wel-zijn en ons default network (van waaruit de goede ideeën en acties ontstaan) andersom mogen zijn. Het antwoord op de tweede vraag is meestal de cirkel met inspanning kleiner te willen maken. Agenda leger, vakantie, minder werken, minder druk, minder problemen. Als onze agenda te vol is, we slecht slapen, ons zorgen maken of op andere manieren merken dat we last hebben van stress is de neiging ons te richten op dat deel wat ons stress bezorgt.
Dat kan helpen maar vaak blijven we in kringetjes ronddraaien met oplossingen die we vaker hebben uitgeprobeerd maar weinig duurzaam blijken te zijn. We werken regelmatig, zoals ik dat noem, met 'de kaasschaafmethode': steeds een plakje eraf. En voor je het weet groeien de plakjes weer aan.
Een andere manier van kijken naar deze balans kan zijn: wat kan ik doen om het ontspanningsdeel groter te maken? wat heb ik eigenlijk nodig? wat wens ik echt?
Er zijn zoveel delen van mijn leven in ontwikkeling en er is meer ontspanning, verbinding en moois dan ik ooit eerder kon ervaren. Maar langzaam ben ik ook meer aandacht gaan geven aan wat 'bevochten’ moet worden en de dagelijkse zaken die hobbels op de weg opwerpen. Dat geeft niet altijd gezonde spanning. Ik ben langzaam meer bezig met controleren, sturen en overtuigen. En ineens voelde ik hem. Wens gaat over in wil, gaat over in controle en vervolgens in hard werken. En als het dan niet lukt, nog harder werken... Mijn inspanningsdeel werd weer groter dan het ontspanningsdeel.
Dus ik ben weer gaan zitten. Mijn lichaam en hoofd wilde niet. De onrust van ‘aan het werk moeten’ was duidelijk. Ik ben toch blijven zitten. Eén uur. Ik stelde mezelf de vraag wat te doen en kreeg het antwoord dat ik vaak aan anderen geef: hoe staat het met het voeden van het ontspanningsdeel? Want uit dat deel kan er weer verbinding zijn, rust en werkelijk bijdragen aan onszelf en anderen. Dan gaat het als het ware vanzelf.
Daar ga ik me de komende tijd weer op richten. En dat wat de wereld intussen opwerpt aan hobbels en dagelijkse dingen: endure calmly.